Op grond van deze wet worden gemeenten, provincies, waterschappen en andere publiekrechtelijke rechtspersonen die een onderneming drijven per 1 januari 2016 belastingplichtig voor de Vpb.
Voor de Vpb is sprake van een onderneming indien, cumulatief, sprake is van:
- een duurzame samenwerking van kapitaal en arbeid;
- waarmee wordt deelgenomen aan het economische verkeer; en
- waarmee winst wordt beoogd (het winstoogmerk wordt geacht reeds aanwezig te zijn indien structureel overschotten worden behaald of als incidenteel overschotten worden behaald en in concurrentie wordt getreden).
Indien één van deze drie eisen ontbreekt, is geen sprake van een onderneming. De gemeente is alsdan in zoverre niet onderworpen aan de Vpb.
Alle gemeentelijke activiteiten zijn in kaart gebracht en bepaald is welke daarvan Vpb-plichtig worden. In het geval van Vpb-plicht is in kaart gebracht welke opbrengsten, welke kosten en welke vermogensbestanddelen aan die activiteit worden toegerekend (vermogensetikettering). Voorts is onderzocht of (een deel van) de ondernemingswinst is vrijgesteld.
Het risico op VPB-plicht beperkt zich tot een klein aantal gebieden:
- Begraafplaatsen en crematoria (voor zover “winstgevend”)
- Financiering (verstrekking van leningen bijv. ihkv duurzaamheid)
- Natuurbescherming (in het geval dat houtverkoop wordt losgeweekt uit het totale bosbeheer)
- Grondbedrijf (voor zover “winstgevend”)
- Verkoop van reststromen (afval)
- Verhuur onroerende zaken (boven normaal vermogensbeheer)
- Verkoop onroerende zaken (boven normaal vermogensbeheer)
- Verkoop roerende zaken (voor zover daar een “bescheiden inkomen” uit wordt gerealiseerd)
- Reclame
Deze onderdelen zijn verder uitgewerkt en onderbouwd in het fiscaal dossier ten behoeve van de Belastingdienst. De fiscale consequenties lijken vooralsnog beperkt.
Gemeente Renkum komt enkel door de ondernemerspoort voor de verkoop van reststromen afval (oud papier). Over de ontvangen vergoeding voor oud papier dient de gemeente 1% VPB af te dragen. Tot en met 2018 is de gemeente uitgegaan dat deze afvalstroom buiten de toets bleef daar de gemeente na aftrek van kosten de vergoeding doorbetaald aan de stichtingen en verenigingen die het oud papier in de wijken ophaalt. Over de eerdere jaren is alsnog aangifte VPB gedaan. 2019 en 2020 zijn via de reguliere vpb-aangifte verricht en de opgelegde aanslagen zijn reeds betaald.
De fiscale gevolg van project Moviera vormen nog een openstaand punt van gesprek met de Belastingdienst. Om fiscale zekerheid te verkrijgen is een afstemmingsbrief gestuurd naar de Belastingdienst inzake het ingenomen standpunt dat de gemeente voor dit project niet belast is. Om de forse belastingrente van 8% te stoppen heeft de gemeente zekerheidshalve 235K Vpb afgedragen over de winst van dit project.
De belastingdienst heeft afwijzend gereageerd op de afstemmingsbrief. Zij vinden dat de gemeente handelt als onderneming en voldoet aan het criteria arbeid (afgeven vergunning, B&W & raadsvoortsellen, opstellen bestemmingsplan), terwijl deze werkzaamheden alleen door de overheid uitgevoerd mogen worden (geen deelname economisch verkeer).
Ook neemt de belastingdienst het standpunt in dat de wet VPB geen ROW (Resultaat uit overige werkzaamheden) kent. Gezien de ROW niet bestaat in de Wet Vpb, betekent dit voor de gemeente winst uit onderneming. ROW kan namelijk niet van toepassing zijn op de gemeente. Dit laatste is onjuist. Dat zou betekenen dat stichtingen en verenigingen ook geen gebruik kunnen maken van ROW. VPB is een koppelwetgeving van de IB. Als de Belastingdienst je aanmerkt als ondernemer, geef je financiële bedrijfsgegevens op bij de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting.
Over de casus Moviera bestaat geen wetgeving / jurisprudentie. Maar de huidig ingenomen standpunten van de belastingdienst zijn ons inziens onjuist. De gemeente gaat dan ook in bezwaar en zal eventuele gerechtelijke stappen in overweging nemen mocht de belastingdienst ook het bezwaar afwijzen.