Deel II Financiële begroting

Meerjarenbegroting

Inleiding
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de hiervoor gepresenteerde baten en lasten. Daarbij zal allereerst worden ingegaan op de grondslagen voor de bepaling van baten en lasten. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op grote afwijkingen ten opzichte van voorgaande jaren.

Begrotingsuitgangspunten en –afspraken

  • Structurele uitgaven worden gedekt met structurele inkomsten;
  • Taken op basis van gemeentelijk beleid zijn in de basis niet structureel en (periodiek) afweegbaar;
  • Voor taken op basis van gemeentelijk beleid met een structureel karakter (meerjarige verplichtingen) dient binnen de structurele financiële ruimte voldoende dekking te zijn;
  • Gezien de beperkte structurele financiële ruimte geldt voor taken op basis van gemeentelijk beleid met een structureel karakter (meerjarige verplichtingen) het principe nieuw voor oud;
  • Voor de raming van baten lasten wordt in meerjarenperspectief de dynamische of reële methode gehanteerd. T.a.v. loon- en prijscompensatie geldt:
    • de uitgaven worden jaarlijks bijgesteld met de loon- en prijsindex (Prijsontwikkeling overheidsconsumptie CPB obv septembercirculaire)
    • daar waar bij het opstellen van de begroting bekend is dat sprake is van afwijkende prijsontwikkelingen ten opzichte van de index, wordt rekening gehouden met de werkelijke ontwikkelingen (cao ontwikkelingen, afspraken met verbonden partijen, afspraken op basis van overige contracten);
    • de inkomsten (OZB, leges en heffingen) worden jaarlijks met het inflatiepercentage verhoogd (Prijsontwikkeling overheidsconsumptie CPB obv septembercirculaire);
  • De berekening van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds is gebaseerd op de septembercirculaire;
  • De opbrengst rioolrechten, afvalstoffenheffing en bouwleges worden kostendekkend begroot, afwijking hiervan is een expliciete bestuurlijke keuze.
  • De ontwikkelingen in het gemeentefonds worden in eerste instantie ingezet voor de loon- en prijscompensatie en de noodzakelijke ontwikkeling van beleidszaken. Wanneer vervolgens een vrij te besteden bedrag overblijft, wordt de helft gebruikt voor het beperken van de extra tariefsverhoging van de OZB. De resterende helft vloeit terug naar de algemene reserve.

Grondslagen voor de bepaling van baten en lasten
Voor het samenstellen van de (meerjaren)begroting zijn de begrotingsuitgangspunten als volgt toegepast:

  • Het bestaande gemeentelijke voorzieningenniveau, met inachtneming van hetgeen tot nu toe door de gemeenteraad is besloten, is in de meerjarenbegroting gehandhaafd.
  • Voor prijsontwikkelingen is in de ramingen van de belastingen rekening gehouden met 1,35% inflatie. Dit betreft een herberekening van de inflatie over 2020 en 2021 van -/- 1,15% en een inflatie van 2,50% over 2022.
  • Voor de berekening van de stelpost voor de jaarlijkse indexering van loon- en prijsstijgingen is uitgegaan van de prijsontwikkeling op basis van de septembercirculaire 2021.
  • De nu bekende vervangingsinvesteringen, die noodzakelijk zijn om bedrijfsmiddelen op een adequaat kwaliteitsniveau te kunnen handhaven, zijn meegenomen in de berekeningen. De vrijval van afschrijvingslasten voor de jaren 2022-2025 is voorzichtigheidshalve binnen de begroting gereserveerd.
  • Voor de hoogte van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds is de circulaire van september 2021 gehanteerd.
  • De loonkosten zijn gebaseerd op de vastgestelde formatie 2022.
  • In de meerjarenbegroting is een jaarlijkse stelpost voor onvoorziene uitgaven opgenomen van € 95.000.
  • Alle ramingen zijn, indien van toepassing, geschoond van compensabele BTW in het kader van het BTW-compensatiefonds.
  • Conform het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) zijn de in de begroting opgenomen stortingen in en onttrekkingen aan reserves afzonderlijk zichtbaar gemaakt in het resultaat.
  • De structurele doorwerking van de Najaarsnota 2021 is in de begroting verwerkt.

Afwijkingen ten opzichte van voorgaande jaren
De grondslagen die het college heeft gehanteerd bij het opstellen van de Begroting 2022 zijn grotendeels gelijk aan de grondslagen van voorgaande jaren. Wel zijn afwijkingen te melden met betrekking tot de renteberekening.

Renteberekening
In de meerjarenbegroting is de rente voor kort geld vastgesteld op 0,5 % voor 2021, waarna dit jaarlijks met 0,5 % oploopt tot 2,0 % met ingang van 2024.
Voor de aan te trekken nieuwe langlopende lening in 2022 is gerekend met rentepercentage van 1,50%.  
De rekenrente voor de toerekening van rentekosten aan investeringen is 2,00 %.

Deze pagina is gebouwd op 10/20/2021 15:15:04 met de export van 10/20/2021 15:10:05